Geschiedenis

De Twee Gebroeders in de regio Zaandam.
Bron: Historische Vereniging Alphen aan den Rijn

De korenmolen De Eendracht is als pelmolen “De Twee Gebroeders” nieuw gebouwd in Zaandam in het jaar 1752.

Tot 1897 heeft deze molen daar dienst gedaan als pelmolen om rijst en gerst te pellen.

Eind oktober 1897 werd de molen buiten bedrijf gesteld en op 6 november 1897 werd de verzekering van deze molen opgezegd. Enkele dagen later werd de molen verkocht aan de Alphense molenaar Matthijs Dam.

Deze liet de molen nog voor de jaarwisseling afbreken en bracht hem over naar Alphen aan de Rijn waar hij als korenmolen De Eendracht langs de Oude Rijn weer werd opgebouwd.

De hele Zaanse geschiedenis van de molen is hier te vinden en hier een chronologisch (financieel) overzicht.

Herbouw
In Alphen aan den Rijn komt de molen te staan aan de Oude Rijn, in buurtschap Gouwsluis. De molen vervangt daar een andere molen, die even ten noorden van de spoorbrug op de westeroever van de Gouwe stond en moest wijken voor een verbreding van de waterweg ter plaatse.
Deze molen heette aanvankelijk Het Fortuin, later De Eendragt. Die laatste naam gaat nu over naar de “nieuwe” molen. Molenaar en opdrachtgever van de herbouw is Matthijs Dam. Op 5 mei 1898 is de herbouwde molen in Alphen aan den Rijn opgeleverd.

Molen “Het Fortuin” later de 1e “Eendragt” rond 1871.
Foto: Collectie Gemeentearchief Alphen aan den Rijn.

Omdat de molen oorspronkelijk ingericht was om gerst en rijst te pellen maar als korenmolen herbouwd werd, moest het een en ander aan het gaande werk (zo noemt men het stelsel van assen en tandwielen in een molen) verbouwd worden.

Een ander opvallend kenmerk van De Eendracht is de breedte van de molenromp. Is bij de meeste stellingmolens de meelzolder 6 à 8 meter breed, bij De Eendracht bedraagt dit wel 11 meter.

Ook opvallend, maar vervangen bij de restauratie van 1973, was het stellinghek: dit kwam van een oude balustrade uit een Utrechtse schouwburg.

De houten molenromp is op een stenen onderbouw geplaatst. Ten noorden hiervan, aan de kant van de Oude Rijn, wordt een pakhuis gebouwd, en aan de andere zijde een kleinere aanbouw waar een stoommachine in wordt geplaatst.

De hulpkrachtbron
Omdat de Eendracht een productiemolen was, en de vraag naar meel door ging, werd er vanaf het begin in 1898 al een hulpkrachtbron geplaatst. Een volledige stoominstallatie werd geplaatst. Met deze installatie kon de molenaar ook bij windstil weer aan zijn verplichtingen voldoen.

Molen “De Eendracht tijdens de mobilisatie 1914.
Bron: Rijksmuseum Amsterdam

In 1916 werd de oude stoominstallatie vervangen door een elektromotor. De motor dreef 3 koppels maalstenen aan die beneden in de molen opgesteld stonden. 

Eigenaar Dirk van Geel
In 1920 komt de molen in handen van Dirk van Geel. Hij vervangt de oude houten roeden door (tweedehands) ijzeren exemplaren en plaatst een elektromotor als hulpaandrijving.

Ook plaatst hij een nieuw spoorwiel (het onderste horizontale wiel aan de koningsas), afkomstig uit de boedel van een failliete Rotterdamse stoomfabriek. Dit spoorwiel heeft een dubbele rij kammen of tanden en is uniek voor een molen.

Eigenaar Walraven
Van 1923 tot 1973 draaien Gijsbert Walraven en zijn zoon Bram met de molen. Deze molenaars zijn zeer vooruitstrevend en innovatief. In de meeste korenmolens wordt het graan zak voor zak gemalen waardoor dit zeer arbeidsintensief is.
In De Eendracht worden, zoals in pakhuizen ook gebruikelijk, silo’s, elevatoren, luiwerken (hijswerken), transportgoten, schroeven en glijgoten gebouwd, zodat al het transport dat noodzakelijk is om tot een gereed product (hoofdzakelijk veevoeder) te komen, zowel door wind- als motorkracht kan plaatsvinden waardoor het gesjouw door de molenaar tot het minimum wordt teruggebracht.


Opnieuw krijgt de molen nieuwe roeden, ditmaal zogenaamde Potroeden. Deze roeden, gemaakt bij de Gebr. Pot te Kinderdijk, zijn een begrip in de molenwereld.

Een wiekverbetering: de “Verdekkering”
In februari 1934 wordt op die roeden de nieuwste vinding toegepast: het stroomlijnen van de wieken. In dit geval volgens het zogenaamde Dekkersysteem (genoemd naar zijn uitvinder, molenmaker A.J. Dekker uit Hazerswoude). Molenroeden zijn nagenoeg vierkant van vorm en vrij fors van afmeting. In de as kop is deze ongeveer 34 × 36 cm. Als de molen goed doorloopt bereikt de wiekpunt een snelheid van 120 à 140 km/u. Het is dus duidelijk dat de luchtweerstand van de roede bij deze afmetingen aanzienlijk is en er veel energieverlies optreed. 

Medio 1934 werd de elektromotor vervangen door een 60 pk tweecilinder scheepsdieselmotor die door de naastgelegen machinefabriek “De Industrie” werd gebouwd. Dit gebeurde na een meningsverschil over de kilowattuurprijs die Bram Walraven moest betalen.

Zijn buurman en concurrent, de Centrale Alphense Veevoederhandel, kreeg zijn stroom namelijk een halve cent per kilowattuur goedkoper geleverd. Bram Walraven vond dit oneerlijk en vocht dit verschil aan, maar zijn protest bleef zonder resultaat. Hierdoor werd de molenaar zo kwaad op het Gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf dat hij de elektromotor verving.

Bergafwaarts
De molen was in die tijd hoofdzakelijk loongemaal, dat wil zeggen dat er gemalen werd in opdracht van derden. In dit geval was dat veevoederbedrijf De Leerhoeve, eveneens te Alphen aan den Rijn. De productie op de motor zal in die tijd tussen de 15.000 en 20.000 kilo per dag zijn geweest. De productie op de wind is niet precies bekend: dit ligt uiteraard aan de windsterkte, maar zal wel beduidend minder geweest zijn. Door de algehele schaalvergroting in die tijd werd de productie te gering geacht en Bram werd door De Leerhoeve gedwongen een keuze te maken: 

Hij MOEST een hamermolen plaatsen, óf er zou een andere leverancier gezocht worden! Omdat Bram Walraven een molenaar van de oude stempel was stond hij op het standpunt dat als hij niet meer met stenen mocht malen dat hij dan helemaal niet meer zou malen. Zodoende ging in 1954 de vang van De Eendracht er definitief op. Met de dieselmotor maalde Bram nog zo’n tien jaar door, maar toen was het ook echt over.

Verval
Doordat de molen niet meer in gebruik was zette het verval in. Tot 1973 gebeurde er niets meer met De Eendracht. Ondertussen kon men van verschillende kanten dwars door de molenopbouw heen kijken. De molen was verworden tot een bouwval. Belangrijke delen van het houten geraamte waren finaal verrot. Door de gaten in de molenromp hadden weer en wind vrij spel. De leistenen bekleding van de romp had na twintig jaar verwaarlozing haar verankering verloren en de kap lag plaatselijk open. Eén roede was al geheel doorgeroest. Er moest iets gebeuren wilde De Eendracht niet reddeloos verloren zijn. Uiteindelijk werd de gemeente Alphen aan den Rijn de nieuwe eigenaar. Het herstel kon eindelijk beginnen.

Korenmolen De Eendracht tijdens de restauratie medio 1973.
Bron: Archief G. van Oord.

De hergeboorte
Mede dankzij steun van de Rabobank kon de restauratie een aanvang nemen. Molenmakerij Van Beek (het bedrijf bestaat niet meer) maakte voor ƒ 160.000 (ruim € 72.000) van een levenloze romp weer een juweel van een molen. Molenaar was op dat moment Jan van Beek (geen familie van de molenmaker).

Maar, als men een molen wil behouden, dan moet deze ook draaien. Ten eerste is alleen een draaiende molen levend, ten tweede kom je dan ook sneller problemen op het spoor en zijn die op tijd te herstellen. Draaien alleen is echter niet genoeg. Malen moest De Eendracht weer. Daarom ging men op zoek naar een mogelijkheid om de molen van voldoende maalgoed te voorzien.

Voor de bakker?
In 1975 diende Harm van Rijn zich aan. Hij had een groothandel in biologische levensmiddelen en De Eendracht ging voor hem zo’n duizend kilo biologisch geteelde tarwe per week malen. Nadat hij de kunst van ons had afgekeken begon hij in 1977 echter voor zichzelf maar gelukkig kon De Eendracht weer vrij snel aan de slag voor de meelfabriek van Kruyt in Ameide. De tarwe kwam per kiepauto bij de molen aan, werd met de hand gelost in zakken van ongeveer vijftig kilo die dan één voor één naar boven werden gehesen om te worden gemalen. Een deel van het geproduceerde volkorenmeel ging naar de enige klant, bakkerij Van Kampen in Koudekerk. 

Het overgrote deel van het geproduceerde meel werd door de molen verkocht aan particulieren. Er waren zaterdagen dat er meer dan 500 zakjes à 5 kg weggeschept werden. Het deel wat niet werd verkocht ging met de volgende kiepauto terug naar Ameide, waar het vermengd werd met het tarwemeel van Kruyt.

De afzet voor meel had dus wel een uiterst smalle basis. In vier jaar tijd had de molen al drie afnemers versleten, en het zou natuurlijk zeer wenselijk zijn een meer stabiele afzetmarkt te genereren. Op dat moment was er namelijk al erg veel geld in de molen gestoken. Aan restauratiekosten en lopend onderhoud bedroeg dit zo’n ƒ265.000 (ruim €120.000), exclusief de koopsom. “Na ampel beraad” besloot de gemeente contact op te nemen met alle “Echte Bakkers” uit de omtrek. Via een enquête hoopte men te weten te komen of er in de kring van bakkerijen aangesloten bij het “Echte Bakkersgilde” belangstelling was om meel van De Eendracht af te nemen. De ervaringen waren dat De Eendracht rendabel kon draaien als er jaarlijks minimaal vijftig ton meel gemalen kon worden.

Helaas was er slecht één bakkerij die reageerde. “Echte Bakker” De Graaf. Deze bakker voelde zich zeer aangesproken om het nieuwe leven van de molen actief te ondersteunen. Exclusief voor deze bakker werd volkorenmeel gemalen, waarvan de bakker dan “Bruin van de molen” en “Molenbrood” bakte. Het enthousiasme van De Graaf werkte aanstekelijk, en nog vier bakkers sloten zich aan: naast De Graaf (later Admiraal) waren dat Visser, Quint, Van Dalen en Augustinus. Samen vormden deze “Echte Bakkers” een stichting, waartoe hierna nog drie bakkers toetraden: Rootzelaar, Balk en Valentijn.

De “Oude Bram” in zijn onderkomen.

Restauratie van de dieselmotor
Al gauw bleek dat de molen bij langere periodes met te weinig wind niet meer aan de vraag kon voldoen. Mede hierdoor kwam een restauratie van de oude dieselmotor in beeld; deze zou dan een extra koppel maalstenen moeten aandrijven. 

Via het adressenbestand van de motorenfabriek De Industrie werden oud-werknemers die in de omgeving woonden opgespoord en uitgenodigd om een eventuele restauratie te bespreken en op 15 maart 1983 kon de restauratie ook werkelijk worden gestart. 

De staat van de motor was nog zo goed, dat deze al op 23 april van dat jaar in gebruik genomen kon worden. Enkele maanden later was ook het koppel maalstenen gereed.

Nu kon er ook weer meel worden geproduceerd als er geen wind stond. Uit oogpunt van bedrijfsvoering natuurlijk een belangrijke stap vooruit. De motor kreeg uiteindelijk de naam “Oude Bram” als eerbetoon aan de molenaar Bram Walraven.

De Oude Bram
Na restauratie van de dieselmotor bleven een aantal restauratievrijwilligers over. Iedere zaterdag bedienden die bij toerbeurt de motor. Dit waren: Piet Buikstra, Gijs Walraven (een neef van Bram), Koos Zuidam en Jan van Asselt. 

Meer informatie over de “Oude bram” vindt u hier.  

Later werd ook een oude planzifter (een grote zeefmachine) met toebehoren op de begane grond geïnstalleerd. Hierdoor werd het mogelijk om het volkorenmeel uit te zeven tot witte bloem. De “Echte Bakker” verwerkte dit vervolgens weer tot een nieuwe specialiteit: “Wit van de molen”.

Kort filmpje van de “Oude Bram” in werking.

De Eendracht nu
Elke zaterdag gebeurt het nog steeds: een groep vrijwilligers komt samen en De Eendracht gaat aan het werk. De molenwieken maken momenteel zo’n 80.000 omwentelingen per jaar. 

Hoofdtaak: het malen van een grote hoeveelheid volkorenmeel voor de bakkerij van supermarktketen Hoogvliet gemalen. Van dit meel wordt het zogenaamde streekbrood gebakken. Ook malen we vele kilo’s voor de particuliere verkoop, in de eigen molenwinkel op het molen erf. Dit wordt als volkorenmeel of bloem onder andere gebruikt voor de diverse pannenkoek-, brood- en cakemixen.

Voor de technische gegevens van de molen klik hier.