Uitleg over de verschillende bedrijven in een molen.
Koren molen
Het malen van graan door twee liggende stenen met inkervingen. (Billen of bilsel genoemd.)
Blauwsel molen
Blauwsel wordt verkregen door ultramarijn fijn te malen met houten kantwielen en te mengen met andere stoffen. Doel stoffen die goor van tint waren weer wit te maken.
Boor molen
De boormolen werd gebruikt om bij de geschut gieterijen de “ziel ” van de kanonlopen zuiver rond en recht te boren.
Cacao molen
Vermoedelijk werden de bonen door kantstenen fijngemalen en daarna door primitieve persen uitgeperst. Van de 40% a 50 % vet werd slechts een klein deel gewonnen.
Doppen molen
Het vermalen van doppen van koffiebonen, rijst en gerst gebeurde met platte stenen.
Het gebuilde (gezeefde) doppenmeel werd in lijnkoeken en ander veevoer verwerkt.
Hennep klopper molen
Hier werden de stengels van de hennep geklopt. Na diverse andere bewerkingen kan dit gebruikt worden voor het weven van zeildoek en het fabriceren van touw. Zeildoek fabrikanten waren mede eigenaar en verplicht een bepaalde hoeveelheid hennep te leveren.
Houtzaag molen
Hier komen twee vormen voor.
A De Wagenschotzagers, eerst dikke klossen fijn eikenhout zagen en na droging daar weer planken van maken.
B Een balkzager, die vuren en grenen balken tot planken zaagden.
Krijt molen
Grote stukken krijt(rots) werden door kantstenen fijngemalen. Gebruik verfstof, stopverf, poetsmiddel e.d..
Mosterd molen
Het bereiden van mosterd gebeurde met verzuurde wei (van de kaasfabriek). Het malen gebeurde met horizontale stenen ( zie korenmolen) Hier werd het mosterdzaad in
gestrooid te samen met een kleine stroom verzuurde wei . De stroom die eruit kwam werd in een vaatje opgevangen en verkocht.
Olie molen
In een oliemolen wordt uit oliehoudende zaden olie geslagen. Dit kan vlaszaad, raapzaad, hennepzaad of koolzaad zijn. De zaden of noten worden door de grote kantstenen vermalen op een legger. De stenen rollen over het zaad om de olie eruit te persen.
Pel molen
Voor het pellen van gerst en rijst. Hiervoor werden twee stenen gebruikt waarvan de bovenste ronddraaide in een kuip bedekt met geperforeerd blik. Dat de pels, het buitenste schilletje, eraf schraapte.
Olie molen
Koolzaad en raapzaad werden, na toevoeging van een beetje water, geplet door kantstenen. Lampolie werd verkregen door koolzaad eerst te verwarmen zodat er meer olie vrijkwam. Het fijngemalen zaad werd op een plaat verwarmd door turf te stoken zodat het water weer verdampt. Hierdoor gingen de koeken minder snel schimmelen.
Papier molen
Fijngemalen lompen worden door stampers en water tot pap gestampt. Grof papier kon ook touw afgedankte visnetten en oud zeildoek bevatten.
Voor wit papier waren alleen witte kledingstukken geschikt.
Poeder molen
Hier werd pruikenpoeder gemaakt van stijfsel. Inderdaad om pruiken te poederen.
Poeier molen
Voormalige olie molens die nu de afvalproducten van de cacaofabrieken verwerkten.
Het cacao vet is minder vloeibaar dan olie daarom moest het proces soms twee keer gedaan worden. De verkregen koeken gingen naar chemische fabrieken die er (theobromine) een geneesmiddel van maakten.
Run molen
In run molens werd eikenschors gemalen en daarna met kantstenen fijngemalen. Het poeder werd gebruikt voor het looien van huiden en het tanen van visnetten. Scheeps- en molen zeilen werden in taanketels gekookt in water met een beetjes rum om ze duurzamer te maken.
Schelpzand molen
De schelpen van het strand werden door kantstenen fijngemalen. Het poeder diende voor fijn aardewerk. Hier werd ook biksteen gemalen om met z.g. natschuren ijzeren voorwerpen en keukengerei schoon te maken.
Slijp molen
De slijpstenen dienden hoofdzakelijk om het ijzerwerk uit de slagpersen van de oliemolens te scherpen.
Snuif molen
De tabak moest eerst losgesneden (gekapt) worden. Daarna fijn gestampt en gezeefd. Het grove materiaal ging terug in de stamper tot het redelijk fijn was. Daarna werd het onder kleine kantstenen zeer fijn gemaakt en voorzien van een kleurtje. Naturel was zwart maar ook bruin of rood werd gemaakt.
Specerij molen
Met kantstenen werden de specerijen fijn gemalen.
Steenzaag molen
Grote steen-en marmerblokken werden daarin in platen, zerken, stroken enz., gezaagd.
Tras molen
Tras werd verkregen door stukken lava steen te verpulveren. De grove stukken konden gebruikt worden om paden en wegen van een stevige ondergrond te voorzien. Fijner materiaal kon je prima door metselspecie roeren. Her zorgde ervoor dat het metselwerk waterdicht werd.
Verf en Loodwit molen
In wijde potten werd een beetje azijn gedaan en opgerolde stroken bladlood. De potten werden in paardenmest gezet. Na enkele weken was het lood verteerd en werd het na droging fijn gemalen met kantstenen.
Vol molen
Laken en ander wollen stoffen. Vollen betekent vullen of dichtmaken.
Water molen
Niet aangedreven door water maar om water uit de polders weg te pompen. Eerst met een wiel later met een vijzel. Dit is een grote schroef die het water circa 1,5 meter omhoog brengt, of naar een boezem of naar een volgende molen om het daar nog eens te doen. Denk aan de molenviergang te Aarlanderveen.
Zaagsel molen
Houtzaagsel is een afvalproduct van houtzagerijen. Dit wordt , ja nu nog steeds, tussen platte stenen gemalen en daarna gebuild. Het houtmeel wordt in linoleumfabrieken gebruikt om vloerzeil te maken.
Bron: Duizend zaanse molens door P. Boorsma